Beantwoording kamervragen begroting SZW 2018

Op 12 december 2017 heeft de Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vragen beantwoord naar aanleiding van vragen omtrent de begroting SZW 2018. Deze vragen zijn gesteld door leden van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.


In dit overzicht beantwoording van de 392 gestelde vragen in 172 pagina’s (!) staan zeer veel interessante zaken en is de moeite van het doornemen zeker waard. Een aantal van de vragen en de beantwoording hierop hebben wij voor u hierbeneden opgesomd die raakvlakken hebben met WIA, WW, Duurzame Inzetbaarheid, etc. Ze geven in sommige gevallen een inkijk op de beweegreden en cijfermatige inzage van gevolgen van diverse wetgevingen.


Waarom ziet u af van een vorm van verplichte pensioenvoorziening en een collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers)?


Het kabinet vindt het van belang dat zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) een bewuste keuze maken om zich wel of niet te verzekeren voor arbeidsongeschiktheid. Als zij ervoor kiezen om zich te verzekeren, vindt het kabinet het belangrijk dat zij ook daadwerkelijk toegang hebben tot de verzekeringsmarkt. Het kabinet gaat daarom in gesprek met private verzekeraars om een beter verzekeringsaanbod te bevorderen. Op deze manier biedt het kabinet zelfstandigen ondersteuning, zonder alle zzp’ers te verplichten om deel te nemen aan een collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekering. Het Nederlandse stelsel kent geen algemene wettelijke pensioenplicht. Wel kan, op verzoek van een voldoende representatieve vertegenwoordiging van het georganiseerde bedrijfsleven, deelname aan het pensioenfonds verplicht worden gesteld voor alle werkgevers in die bedrijfstak. Ook zelfstandigen kunnen, als sociale partners dit in hun verzoek meenemen, onder deze verplichtstelling worden gebracht. Een klein deel van de zelfstandigen valt onder zo’n verplichtgestelde regeling. Er zijn daarnaast verschillende manieren waarop zelfstandigen hun pensioen kunnen vormgeven. Naast algemene besparingen of vermogen opbouwen in de zaak of in het eigen huis, is een gebruikelijke optie om gebruik te maken van diverse spaarproducten waarbij het opgebouwde kapitaal te zijner tijd wordt omgezet in een periodieke uitkering. Als zelfstandigen werknemer zijn geweest kunnen zij – onder bepaalde voorwaarden – de pensioenopbouw vrijwillig voortzetten bij het pensioenfonds waarbij zij als werknemer waren aangesloten. Met het vernieuwen van het pensioenstelsel (het verdwijnen van de herverdeling van de doorsneesystematiek en de introductie van persoonlijke pensioenvermogens) is het stelsel in de toekomst beter toegerust de mogelijkheid dat zelfstandigen vrijwillig kunnen aansluiten of aangesloten blijven. Een algemene pensioenplicht voor alle zzp’ers past volgens het kabinet niet bij de aard van het ondernemerschap.


Wat zijn de gemiddelde uitgaven aan scholing en duurzame inzetbaarheid voor medewerkers met een vast contract in vergelijking met medewerkers met een flexibele contractvorm? Hoe hebben die getallen zich de afgelopen jaren ontwikkeld?


Het Onderzoek Bedrijfsopleidingen van het CBS laat zien dat bedrijven in 2015 per werknemer die een opleiding volgden gemiddeld € 1.100 uitgaven. In 2010 was dit € 1.190. Per sector varieerden de bedragen in 2015 van € 700 in de horeca tot € 2.400 in de delfstoffenwinning. In 2010 lagen de bedragen tussen € 760 en € 1.430. Het onderzoek bevat geen specifieke informatie over de gemiddelde uitgaven naar contractvorm. Er zijn geen gegevens beschikbaar die de investeringen in duurzame inzetbaarheid in geld uitdrukken. Dit heeft te maken met het feit dat ‘maatregelen ten behoeve van duurzame inzetbaarheid’ een breed begrip is, waar onder meer investeringen in gezondheid, arbeidsomstandigheden en emotionele en fysieke belasting onder vallen.


Kunt u inzicht geven in de mate waarin op dit moment kennis beschikbaar is over de meebeweeglijkheid en duurzame inzetbaarheid van medewerkers?


Naast incidentele studies en publicaties, is er een aantal terugkerende monitoren dat inzicht geeft in de duurzame inzetbaarheid van medewerkers. Zo geeft de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) een periodiek beeld van werknemers die in Nederland wonen en werken en tussen de 15 en 65 jaar (2003-2013) of tussen de 15 en 75 jaar (vanaf 2014) zijn. In deze enquête worden, naast thema’s als arbeidsomstandigheden en arbeidsmarkt, ook thema’s belicht die verwant zijn aan duurzame inzetbaarheid. Voorbeelden zijn: fysieke en emotionele belasting, de maatregelen die daaromtrent worden genomen en arbeidsvoorwaarden die te maken hebben met de mogelijkheid om een opleiding te volgen.

Waar de NEA gedetailleerde vragen bevat over de psychische en fysieke gesteldheid in relatie tot werk, geeft het Aanbod van Arbeid Panel van het SCP meer inzicht in de duurzame inzetbaarheid in het licht van ontvangen scholing. Het belicht onder andere trends in scholing onder werkenden, welke groepen werkenden scholing ontvangen, ervaren kennistekorten, etc. De publicatie is gebaseerd op de gegevens uit een langlopend onderzoek onder 4.500 werkenden en niet-werkenden dat het SCP sinds 2010 coördineert. De studie wordt iedere twee jaar herhaald.


Verder geeft de Enquête Beroepsbevolking (EBB) van het CBS informatie over de relatie tussen mens en arbeidsmarkt. Hierbij worden kenmerken van personen (15 jaar en ouder) in verband gebracht met hun huidige dan wel toekomstige positie op de arbeidsmarkt. Dit bevat ook informatie over mobiliteit en gevolgde scholing/cursussen. In deze enquête wordt het percentage 25- tot 65-jarigen dat deelneemt aan een formele en niet-formele leeractiviteit in de 4 weken voorafgaand aan de enquête gemeten. Deze cijfers verschijnen jaarlijks. Daarnaast bestaan er twee onderzoeken die specifiek gericht zijn op ouder worden en arbeidsparticipatie. In STREAM (Study on Transitions in Employment, Ability and Motivation) van TNO wordt bijgehouden onder welke omstandigheden 45-plussers met behoud van een goede productiviteit en een goede gezondheid (langer) in betaald werk kunnen blijven participeren. STREAM is een longitudinaal onderzoek onder personen van 45 jaar of ouder. In SHARE (Survey of Health, Ageing and Retirement) in Europe is in 2004 met subsidie van de EG opgezet om inzicht te krijgen in de verschillen voor de kwaliteit van het leven van ouderen als gevolg van de uiteenlopende culturen, leefomstandigheden en beleidsmaatregelen in Europa. Centraal hierbij staan arbeid, pensionering, inkomen en gezondheid. De tweejaarlijkse vragenlijst wordt afgenomen onder respondenten van vijftig jaar en ouder.


Hoeveel van de stijging van de uitgaven aan arbeidsongeschiktheid is het gevolg van nieuwe arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en hoeveel van reeds lopende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen die langer doorlopen als gevolg van de stijgende AOW-leeftijd?


De uitkeringslasten van 65-plussers in de WIA bedragen naar verwachting in 2017 ruim € 150 miljoen. Deze lasten lopen op tot ongeveer € 650 miljoen in 2022. Het grootste gedeelte van deze stijging komt doordat uitkeringen langer doorlopen. Een klein deel wordt verklaard door nieuwe instroom. Zo stroomden er in 2016 300 65-plussers de WIA in, terwijl er ongeveer 5.000 65-plussers in de WIA zaten. De uitkeringslasten van 65-plussers in de WAO bedragen naar verwachting in 2017 € 250 miljoen. Deze lasten lopen op tot ongeveer € 550 miljoen in 2022. Deze stijging wordt nagenoeg volledig verklaard doordat uitkeringen langer doorlopen. Dit is in lijn met de verwachte budgettaire effecten bij de WIA en WAO van het verhogen van de AOW-gerechtigde leeftijd.


Komt de hogere raming voor de arbeidsongeschiktheidsregelingen ook door het effect van het afschaffen van de vervroegd uittreedregelingen zoals het UWV dat ziet? Is dit effect in de raming meegenomen?


In de raming is rekening gehouden met een hogere instroom in de WIA. Een belangrijke oorzaak voor deze toename is dat werknemers tot op hogere leeftijd doorwerken. Dit komt onder andere door het afschaffen van de VUT-regelingen. Dat steeds meer ouderen actief blijven is ook wat het kabinet nastreeft. Het gevolg hiervan is dat meer oudere werknemers de WIA instromen. Dat komt niet alleen doordat er meer oudere werknemers zijn, maar ook omdat de kans op arbeidsongeschiktheid toeneemt bij een hogere leeftijd. De oorzaken voor de instroomstijging zijn nog niet geheel bekend. Het UWV onderzoekt momenteel de achtergrond van het nog niet verklaarde deel van de instroomstijging. Zoals eerder aangegeven informeert de minister uw Kamer zodra hier meer over bekend is.


Wordt nog overwogen het loonkostenvoordeel (LKV) Ouderen uit te breiden van56 jaar naar 50 jaar? zo niet, waarom niet?

Nee. De compensatieregeling heeft als doel het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om werknemers van 56 jaar en ouder aan te nemen. Er is bewust gekozen voor een leeftijdsgrens van 56 jaar omdat daarmee het instrument zich richt op de groep met de grootste arbeidsmarktproblemen. Van de werkzoekenden in de WW nemen de werkhervattingskansen vooral vanaf 56 jaar fors af.


Hoeveel zou het kosten als de mensen die een gedeeltelijke uitkering in het kader van de WIA krijgen (bv. 60%) maar er niet in slagen om voor de andere 40% een baan te vinden, een aanvullende WW- of WIA-uitkering te geven voor die 40%? Zijn er aanvullende particuliere verzekeringen voor deze inkomensval? Zo ja, welke en wat kosten deze?


Om het inkomensverlies dat gekoppeld is aan het niet vinden van een baan af te dekken zou de uitkering in de WGA 35-80 gelijk kunnen worden gesteld aan die in de WGA 80-100. Dit betekent ook dat de prikkel tot benutting van (50% van) de resterende verdiencapaciteit uit het de WGA verdwijnt, waardoor werken financieel minder aantrekkelijk wordt. De verwachte kosten van deze wijzigingen bedragen ex-ante structureel ca. € 900 miljoen per jaar. Uit de rapportage CAO-afspraken 2016 van het ministerie van SZW blijkt dat in 62 van de 98 onderzochte cao’s afspraken zijn gemaakt over bovenwettelijke aanvullingen op de WIA-uitkering. Daarbij zijn in 20 cao’s (10% van de werknemers) afspraken gemaakt om de vervolguitkering aan te vullen tot de hoogte van de loonaanvullingsuitkering (WGA-hiaatverzekering). De kosten daarvan zijn niet bekend.


Klopt het dat 13% van de nieuwe populatie in het kader van de WIA die onder de huidige 3 x 3 regel zou zijn ingestroomd in de Wet werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) 80-100, onder de in het regeerakkoord opgenomen 1 x 9 regel niet meer instroomt in de WGA 80-100? Kunt u in een absoluut getal aangeven hoeveel werknemers dit zal treffen?


In het kader van het IBO ‘Geschikt voor de Arbeidsmarkt’ heeft het UWV met 170 dossiers een simulatie uitgevoerd onder personen in de WGA 80-100 die niet medisch volledig arbeidsongeschikt waren. Hieruit bleek dat in 13% van de gevallen een aanpassing van de claimbeoordeling leidt tot een lagere uitkering, als van volledig arbeidsongeschiktheid pas sprake is bij minder dan 9 arbeidsplaatsen in plaats van minder dan 3 functies met ieder ten minste 3 arbeidsplaatsen. Van deze personen zou ongeveer 4%-punt WGA 35-80 en 9%-punt 35-min worden beoordeeld. Jaarlijks stromen ongeveer 20.000 personen de WGA 80-100 in. Hiervan is ongeveer 70% niet-medisch volledig arbeidsongeschikt. Op basis van bovenstaande percentages zullen na het aanpassen van de claimbeoordeling van degenen die nu de WGA 80-100 zouden instromen 600 personen de WGA 35-80 en 1.300 personen 35-min worden. Dit is ongeveer 10% van de personen die in de WGA 80-100 zouden instromen.


Hoeveel mensen hebben in 2017 en 2018 een WGA-uitkering en vallen in de categorie 80-100% arbeidsongeschikt en hoeveel mensen zijn uitgestroomd omdat ze gedeeltelijk weer aan de slag konden?


Naar verwachting zullen er ultimo 2017 181.000 personen een WGA-uitkering hebben, waarvan ongeveer 125.000 in de WGA 80-100. In de begrotingsraming wordt er rekening mee gehouden dat het aantal personen in de WGA oploopt tot 193.000 personen ultimo 2018. Naar verwachting zullen er ultimo 2018 ongeveer 132.000 personen een WGA 80-100 uitkering ontvangen. In 2016 zijn 230 personen van de WGA 80-100 naar WGA 35-80 overgegaan en voor ongeveer 5.000 personen is de WGA-uitkering beëindigd door herstel.

Wat is de laatste stand van zaken van de uitvoering van het derde WW-jaar?

Sinds 1 januari 2016 zijn de maximale WW-duur en de maximale duur van de loongerelateerde WGA-uitkering verkort van 38 naar 24 maanden en is de opbouw van de WW-duur aangepast. Sociale partners hebben afspraken gemaakt over ‘reparatie’ daarvan via private aanvullingen.


De minister van SZW heeft een wijzigingsregeling getroffen in het Besluit fondsen en spaarregelingen om private financiering van cao-aanvullingen mogelijk te maken, en een wijziging in het Besluit SUWI met het oog op de gegevensverstrekking door UWV aan private uitvoerders van cao-regelingen. Er wordt nog een aanpassing van de Regeling SUWI voorbereid in verband met doorberekening van de kosten van gegevenslevering door het UWV aan private uitvoerders die bovenwettelijke regelingen (waaronder die voor aanvulling van de WW/WGA via een fonds) in eigen beheer willen uitvoeren die zijn opgenomen in cao of rechtspositieregeling voor overheidswerknemers.


De Stichting van de Arbeid heeft op 6 september de decentrale cao-partijen geïnformeerd over de vorderingen inzake de uitvoering en de geactualiseerde hoofdlijnen van de juridische opzet. Er is een stichting opgericht, stichting PAWW, die verantwoordelijk is voor het vastleggen van de afspraken over de private aanvulling op WW en WGA (PAWW) en het beheer van ingehouden bijdragen voor de PAWW. Er is een modelovereenkomst voor decentrale partijen tot deelname aan de verzamelcao waarin de private aanvulling is geregeld, tekst van de verzamelcao en een aanvullingsreglement. Alle documenten zijn gepubliceerd op https://www.spaww.nl/nl-NL/Documenten/. Raet is aangewezen als de organisatie die de operationele werkzaamheden uitvoert in naam en opdracht van Stichting PAWW. Raet heeft met het UWV een overeenkomst over de verstrekking van werkgeversgegevens. Een overeenkomst over de verstrekking van werknemersgegevens is in voorbereiding. De door de werkgever op het loon van de werknemer in te houden bijdrage voor 2018 is gesteld op 0,2%.


Het eerste verzoek tot algemeen verbindend verklaren van een cao met betrekking tot de private aanvulling is begin november bij het ministerie van SZW ingediend. Na algemeen verbindend verklaren zullen de eerste inhoudingen op loon van werknemers plaats gaan vinden. Werkgevers kunnen er ook voor kiezen private aanvullingen zelf uit te voeren of uit te laten voeren door een andere partij dan Raet. Momenteel is niet duidelijk of en zo ja, hoeveel werkgevers daarvoor zullen kiezen. Indien naast Raet uitvoering door een beperkt aantal partijen wordt verricht, zijn er bij het UWV geen aanpassingen in de organisatie nodig voor de gegevenslevering. Met het UWV wordt momenteel de impact besproken indien er sprake is van een aanzienlijk aantal uitvoerders en aanpassing van de structuur, werkprocessen en automatisering van de organisatie van de levering nodig is.


In welke cao's is de aanvulling bij werkloosheid hoger of langer dan de WW?

Uit onderzoek onder de 98 grootste bedrijfstak- en ondernemings-cao’s (van toepassing op 87% van de werknemers onder een cao) blijkt dat 30 cao’s een afspraak over een aanvulling van een uitkering bij werkloosheid bevatten. Ruim tweederde hiervan (23) betreft cao’s in de overige dienstverlening. In 8 van de 30 cao’s zijn geen afspraken over de hoogte van de aanvulling gemaakt. In die cao’s wordt veelal verwezen naar een regeling of sociaal plan buiten de reguliere cao. In de overige 22 cao’s zijn wel afspraken over de hoogte van een aanvulling op de reguliere WW-uitkering opgenomen. De hoogte van de aanvulling neemt in het algemeen in de loop der tijd af. De aanvullingen betreffen veelal aflopende percentages, eerste periode bijvoorbeeld 100% en dan in stappen naar 70% van het laatstverdiende loon. In 20 van de 30 cao’s zijn afspraken over de duur van de aanvulling opgenomen. De duur is in vier cao’s gelijk aan de WW-duur, in één cao korter dan de WW-duur, en in de overige cao’s wordt de WW-duur als termijn genoemd, maar is tevens sprake van een aansluitende uitkering, afhankelijk van dienstjaren en leeftijd. In 10 cao’s kan de aanvulling op de WW-uitkering doorlopen tot de pensioengerechtigde leeftijd.


Vanaf 1 januari 2016 wordt de maximale WW-duur verkort naar 24 maanden en de opbouw van de WW-duur aangepast. In 74 van de 98 cao’s is een afspraak gemaakt over reparatie hiervan. De aard van de afspraken is wisselend. In 18 cao’s is een concrete afspraak aangetroffen, op basis waarvan het 3e WW-jaar zal worden gerepareerd, of die reparatie overbodig maakt omdat er al sprake is van een bovenwettelijke aanvulling. In 43 andere cao’s is de afspraak procesmatig van karakter: cao-partijen hebben bijvoorbeeld afgesproken om nader onderzoek te plegen, overleg te voeren of te wachten op een uitwerking door de Stichting van de Arbeid. Tot slot is in 13 cao’s reparatie van het 3e WW-jaar wel op de agenda gezet, maar is geen sprake van een concrete afspraak of een procesafspraak. (bron: Cao-afspraken 2016)


Welke effecten heeft het terugbrengen van loondoorbetaling bij ziekte voor kleine bedrijven op de netto loonkosten van kleine werkgevers en het netto inkomen van werknemers?

Op het netto inkomen van werknemers heeft het verkorten van de loondoorbetaling voor kleine werkgevers geen effect. Werknemers houden namelijk recht op 104 weken loondoorbetaling bij ziekte. De financiering van het tweede jaar loondoorbetaling wordt bij het UWV ondergebracht. Kleine werkgevers gaan hiervoor een uniforme lastendekkende premie betalen. De totale kosten voor de loondoorbetaling in het tweede ziektejaar voor kleine werkgevers zullen naar verwachting iets toenemen.


Wat is de hoogte van het gemiddeld pensioen?

Volgens de recentst beschikbare cijfers van het CBS was in 2014 het gemiddelde pensioeninkomen (zowel tweede als derde pijler, dus exclusief AOW) voor een huishouden € 15.600 (Bron: CBS, Statline, geraadpleegd 06-11-2017).


Bron: Rijksoverheid.nl

Gerelateerde dienstverlening Classen Consultancy: Duurzame Inzetbaarheid / Verlagen van verzuimkosten / Uitvoering Sociale Zekerheid / ZW & WGA eigenrisicodragen


Waarmee kan Classen Consultancy u van dienst zijn?


Neem contact op via Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. of 06 - 29 12 43 34 zodat we samen kunnen kijken wat Classen Consultancy voor u kan betekenen.

Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn

Contact gegevens

Classen Consultancy BV

Bezoek en postadres:
Van Laerstraat 21
5921 JG Venlo

E-mail info@classenconsultancy.nl
Website www.classenconsultancy.nl

Kamer van Koophandel 72624159

BTW NL 859178043B01

Social Media

Twitter
Facebook
Google+
LinkedIn

 

Openingstijden:
Maandag t/m vrijdag van 8:30 uur tot 18:00 uur.

 

Algemene voorwaarden

De algemene voorwaarden van Classen Consultancy zijn hier te downloaden.

 

Privacy statement

In het privacystatement van Classen Consultancy is vastgelegd hoe wij, conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming, omgaan met de verwerking van persoonsgegevens.